Kleine maagdenpalm -Vinca minor

Familie Apocynaceae.
Diagnostische kenmerken
Niet-bloeiende stengels kruipend, de bloeiende takken rechtopstaand. Bladen kort gesteeld, elliptisch tot lancetvormig, met kale rand. Kelkslippen lancetvormig, kaal. Bloemkroon 2-3 cm in doorsnede, blauw, zelden wit.
Hoogte bloeiende plant
0,15-0,30 m.
Bloeitijd
Maart-april, weinig in andere maanden.
Levensvorm
Chamaefyt.
Standplaats
Op vochtige, voedselrijke grond in loofbossen en houtwallen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Vrij algemeen in het Zuidlimburgs district en de Pleistocene districten, zeldzaam in het Renodunaal district; elders zeer zeldzaam; buiten het Zuidlimburgs district en het Subcentreuroop district wel merendeels verwilderd.
Veel als tuinplant.

Bron: Soortenbank.nl