Familie Ericaceae.
Diagnostische kenmerken
Bladen blijvend, leerachtig, kaal, elliptisch tot omgekeerd lancetvormig. Bloemkroon trechtervormig, purper of lila, met bruine puntjes. Kelk 1-2 mm lang; slippen driehoekig, ongelijk, meestal kaal. Meeldraden 10.
Hoogte bloeiende plant
1,00-3,00(-5,00) m.
Bloeitijd
Mei-juni.
Levensvorm
Fanerofyt.
Standplaats
Op vochtige, min of meer zure grond op buitenplaatsen en in bossen.
Zeldzaamheid en verspreiding
Plaatselijk vrij algemeen, voornamelijk in de Pleistocene districten en het Renodunaal district.
Ook als sierheester en verwilderd.
Oorspronkelijk uit Zuid-Europa en Klein-Azië.

Bron: Soortenbank.nl